×

Alarm

Eerst moet de brandweerkazerne opgebouwd worden met het nodige materiaal, onderaan de garage en bovenaan de brandweerkazerne met een glijpaal ertussen.
Bovenaan de kazerne plaatst elke speler een brandweerpoppetje van zijn specifieke kleur bij zijn slaapbed in dezelfde kleur.
De brandweerwagen krijgt zijn bestemming in de garage, de kledings- en uitrustingskaarten worden geplaatst op de plaatsen in de brandweerkazerne waar hun afbeelding staat op de afgebeelde rekken en kasten.
De 3 noodgevalkaarten hebben aan de rode bovenzijde de afbeelding van een alarmsituatie waar hulp noodzakelijk is, de groene onderzijde geeft dezelfde situatie weer waar hulp geboden wordt.
Bij de aanvang van het spel zijn de noodgevalkaarten met de rode bovenzijde zichtbaar gelegd op de tafel.
Er moet dus hulp verleent worden.
De eerste speler belt met de bel en roept alarm, zet de bel terug en dobbelt met de puntdobbelsteen (deze speciale dobbelsteen heeft een score van 1 tot 3 of een bel).
Als je 1, 2 of 3 gooit mag je jouw brandweerpoppetje hetzelfde aantal vakjes op het spelbord verplaatsen.
Er mag maar 1 poppetje per veld staan, ingeval er al iemand staat moet je een vakje verder.
Waar rekken en kasten staan mogen wel meerdere poppetjes staan.
Als je daar terecht komt mag je een van de aanwezige voorwerpen afgebeeld op de kaartjes pakken bv helm.
Ingeval je aan een rek komt met uitrustingsstukken neem je een uitrustingsstuk welke noodzakelijk is voor het noodgeval afgebeeld op de bovenzijde noodgevalkaart bv de brandweerslang bij brand. Als je alle kledings- en bij het noodgeval horende uitrustingsstuk hebt verzamelt mag je naar beneden via de glijbaan en kom je terecht in de brandweerwagen.
Het poppetje kan je met de armen over de glijpaal naar beneden laten glijden en nadien in de brandweerwagen plaatsen.
Nu mag je nogmaals met de dobbelsteen gooien.
Als je nog ogen gooit schenk je ze aan een andere medespeler van je keuze.
Maar opgelet als je de bel gooit met de dobbelsteen: dan luid je de bel en roept “alarm” en zet hem een vakje verder op de belkaart…de volgende spelers dobbelen verder…wie komt er ook al in de brandweerwagen terecht?…maar de bel schuift ook verder op de belkaart en als ze op het laatste vakje terecht komt moet de brandweerwagen uitrukken (alleen met de spelers die in de brandweerwagen zitten) en rijdt de brandweerwagen naar de stapel noodgevalkaarten: dan wordt de bovenste noodgevalkaart er omgedraaid en controleren de medespelers elkaar of de uitrusting wel juist is.
Wie de juiste uitrusting heeft krijgt een ereteken. (kaartje).
De noodgevalkaart wordt op zij gelegd en een andere noodgevalkaart ligt nu zichtbaar…de brandweerwagen keert terug naar de garage, alle kledings- en uitrustingskaarten worden teruggelegd en het spel kan opnieuw beginnen voor een nieuw noodgeval: er is een brand uitgebroken, een kelder is onder water gelopen, de kat durft niet uit de boom…
De 3 noodgevallen worden gespeeld en wie op het einde van het spel het hoogste aantal eretekens heeft gekregen is de winnaar.
Het spel kan ook korter gespeeld worden met 1 of 2 noodgevalkaarten.
Er zijn nog enkele eenvoudige varianten beschreven in de spelregels.

ID
G00239
CategorieFuncties

- vingermotoriek 
- oog- handcoördinatie
- onderscheiden van de punthoeveelheden van 1 tot 2 en 3 
- onderscheidingsvermogen afbeeldingen op de kaarten
- coöperatief spelen
- samenspel met medespelers
- thema hulpverlening bij de brandweer is bespreekbaar