×

Kikeriki

Dit spel bevat 4 spelletjes voor 2 à 5 spelers vanaf 3 jaar.
Er zijn 18 dierenkaarten: 9 dubbels van haan, hond, konijn, kat, koe, paard, schaap, varken en geit.
Elke dierenkaart bevat een kleurcombinatie van 3 kleurstippen.
De 5 ventjes van verschillende kleur zijn de pionnen.
De kleurdobbelsteen heeft 5 zijden met verschillende kleurstippen en één zijde met een grappig lachend gezichtje.
1ste spel: “KUKULEKU” 
6 willekeurige speelkaarten liggen ondersteboven op een stapeltje op de tafel.
Alle ventjes staan er ook bij.
De spelers nemen beurtelings een kaartje van het stapeltje en gooien met de dobbelsteen.
Als de dobbelsteen een kleur aangeeft van de kaart wordt een ventje (pion) van dezelfde kleur op de kleurstip van dezelfde kleur van de kaart geplaatst.
Deze speler mag nu nog eens dobbelen.
Als de dobbelsteen geen kleur aanduidt dat op de kaart staat wordt de dobbelsteen doorgegeven naar de volgende speler.
Als de dobbelsteen het lachende gezichtje aangeeft: je mag om het even welk ventje van de kleur naar keuze op de kaart plaatsen.
DOEL: wie een speelstuk kan plaatsen op het laatste vrije gekleurde veld van de kaart mag over de kaart beschikken.
Nu neemt de volgende speler een kaart van het stapeltje en dobbelt.
Als alle kaarten van het stapeltje uiteindelijk door de verschillende spelers uitgespeeld zijn is het spel afgelopen.
Wie heeft het meest aantal kaarten verzameld?
2de spel: “SMULPARTIJ”
Eerst worden 9 kaarten van elk dier in een cirkel gelegd.
De kleurvelden naar het midden gericht.
De dubbels op een stapeltje onderste boven.
Er wordt beurtelings gespeeld.
De eerste speler pakt een kaart van het stapeltje, draait ze om en gooit met de dobbelsteen.  
Ingeval het lachend gezichtje: Je mag het dubbel van de kaart uit de cirkel zoeken en voor je houden.
Nu is de volgende speler aan de beurt.  
Ingeval deze dobbelsteen een kleur aanduidt: dan mag je een ventje plaatsen op een kaart in de cirkel maar wel op een kleur vlak naast jouw gegooide kleur.
Ingeval je hetzelfde dier vindt als van de kaart in het midden mag je deze kaart voor jezelf houden.
Ingeval niet hetzelfde dier dan is de volgende speler aan de beurt.
Als alle kaarten van het stapeltje uiteindelijk door de verschillende spelers uitgespeeld zijn is het spel afgelopen.
Wie heeft het meest aantal kaarten verzameld?
3de spel: “WEGLOPERTJES”
Eerst worden 9 kaarten van elk dier omgekeerd in een vierkant gelegd.
De dubbels op een stapeltje onderste boven.
Er wordt beurtelings gespeeld.
De eerste speler pakt een kaart van het stapeltje en draait ook een kaart om van het vierkant.
Ingeval de 2 kaarten dezelfde zijn: mag de speler de kaart van het stapeltje houden.
Ingeval niet dezelfde kaarten: wordt de kaart in het vierkant terug omgedraaid en breng je de kaart van het stapeltje terug onderop in de stapel.
Het spel is voorbij als alle dierenkaarten zijn verzameld: wie heeft het hoogst aantal kaarten?
4de spel: “WELTERUSTEN”
Eerst worden 9 kaarten van elk dier in een cirkel gelegd.
Kleurvelden naar het midden gericht.
De dubbels op een stapeltje onderste boven.
Elke speler trekt een kaart van het stapeltje.
Leg ze voor jou, draai ze om en zie welk dier er staat afgebeeld.
Dit is je startpunt in de cirkel en als de cirkel rond is ook je eindpunt.
Plaats nu een ventje in het middelste kleurveld van je kaart.
Beurtelings wordt met de dobbelsteen gegooid:  
Een kleur: zet jouw ventje op de kaart van je start in de cirkel op het eerstvolgende vrije veld van dezelfde kleur.
Het lachende gezichtje: je mag je ventje op het eerstvolgende vrije veld van een willekeurige kleur plaatsen.
De volgende speler is nu aan de beurt.
Regels: bezette velden overslaan en de figuren lopen in de richting van de dieren.
Einde van spel: kom om ter eerst terug aan het “startpunt” waar je vertrok.

ID
G00241
CategorieFuncties

- vingermotoriek  
- oog- handcoördinatie
- vergelijken
- kleurherkenning
- benoemen van de dieren
- verzamelen
- samenspel