Pictionary

In dit spel worden de spelers opgesplitst in 2 of meerdere teams.
Er kunnen 2, 3 of meerdere spelers per team meespelen.
Het spel verloopt sneller en is interessanter met minder teams en meerdere spelers per team.
Het spel bevat een doos met 500 woordkaartjes, spelbord, zandloper, tekenpapier en tekenpotloden.
In elk team is er per spelronde een tekenaar.
Hij neemt vooreerst een woordkaartje uit de doos.
Op dit kaartje zijn 5 woorden leesbaar met een kenletter die anduidt welke de aard is van het woord.
Voorbeeld: kenletter P is een persoon, een dier, een plaats of een gebouw.
Kenletter V is een voorwerp, kenletter H is een handeling, kenletter M is moeilijk en kenletters VA is varia. (Voobeeld: P: “luipaard” V:”schaar” H: “zwemmen” M: “lekker” VA: “pijn”)
Elk team beschikt over een pion die op het spelbord vanaf de start tot aan de finish een aantal vakjes kan verplaatsen naargelang de dobbelsteenscore.
Op elk vakje op het spelbord is een kenletter aangeduid.
De tekenaar zal nu het woord moeten tekenen op het woordkaartje dat de zelfde kenletter heeft als het vakje op het speelbord waar zijn pion staat.
Wie bv. aan de beurt is en de pion staat op de letter P moet het P-woord tekenen van het woordkaartje.
Het is de bedoeling dat de medespelers van zijn team dit woord raden binnen de tijd dat de zandloper nog niet is leeggelopen.
Vermits de medespelers weten dat het hier om bv. een P-woordgaat is het voor hen duidelijk dat het om een dier, persoon, plaats of gebouw gaat.
Als zij het woord raden binnen de tijd mag de dobbelsteen worden gegooid en de pion van dit team verplaatst worden.
De tekenaar moet nu een nieuw woord tekenen van een nieuw woordkaartje met dezelfde kenletter van het vakje waar de pion nu staat.
In het geval het woord niet wordt geraden is het ander team nu aan de beurt.
Het team dat met zijn pion het eerst de finish bereikt is gewonnen.
Ingeval de woorden te moeilijk zijn voor bepaalde doelgroepen kan men zelf woordkaartjes maken met eenvoudige woorden.