Taalspel: Waar ben je?
Het spel wordt gespeeld door 2 spelers: zij zitten met geopende speelcassettes tegenover elkaar.
Het doel van het spel is om ter eerst alle familieleden van de tegenstander vinden.
Voor je aan het spel begint spreek je af met hoeveel familieleden je het spel speelt.
De blauwe speler bevestigd zijn spelers op de blauwe bovenkant en de rode speler op de rode bovenkant.
De familieleden met het pinnetje op de achterzijde worden daarvoor gebruikt.
De andere met het pinnetje aan de onderkant worden gebruikt om de familieleden van de tegenspeler aan te duiden.
Om gradatie in het spel te brengen kan je verschillende dingen doen: je kan bv. met 6 familieleden spelen dat wil zeggen dat er 2 niet meedoen.
Om het moeilijker te maken toon je die 2 familieleden niet aan de tegenstander maar leg je ze in het bakje van jouw huis.
Om het de tegenstander makkelijker te maken kan je ze hem wel tonen.
Een andere gradatie kan zijn dat de oudere of sterkere speler minder familieleden in het huis verstopt zodat het voor de jongere of zwakkere speler makkelijker wordt.
Om informatie te verkrijgen van de tegenstander zijn familie mag je alleen maar ja/neen vragen stellen vb zijn er huisdieren op de bovenste etage, zijn er mannen in de badkamer, ... dit soort vragen geven algemene aanwijzingen wie er wel of niet aanwezig zijn in het huis en waar ze zich bevinden.
Daarna kan je meer specifieke vragen stellen zoals vb zit oma op toilet, is de hond in de woonkamer, ...
Zolang je vragen stelt waarop het antwoord ja is mag je doorgaan met vragen zodra je een neen krijgt is de andere speler aan de beurt.
Als extra hulpmiddel kan je de figuren in de groeven rond het huis van je tegenstander plaatsen, zodat je de gevonden info makkelijker kunt onthouden.
Als je zeker denkt te weten waar een familielid of een huisdier van de tegenstander zich bevindt zet je die op de juiste plaats.
Als een van de spelers denkt alle familieleden gevonden te hebben is dit het einde van het spel.
Dan kan je vergelijken, zitten ze allemaal juist is hij de winnaar maar als dit niet het geval is, is de andere speler de winnaar.
- vingermotoriek
- oog- handcoördinatie
- geheugen
- samenspel met medespelers
- taalactivering